Klein Dantzig

 

 

 



home

welkom

inschrijven

historie

het verhaal

foto's

tentoonstelling

historiekaarten

links

organisatie

prikbord

praktisch

contact

zoeken

 

 

foto foto

Foto rechts, (1958) Klein Dantzig wordt gedeeltelijk bebouwd, op de achtergrond de nieuwe woonwijk in aanbouw. Klein Datzig liep tot eind jaren 50 door tot aan de Ringdijk.

 

 

Het ontstaan van Klein Dantzig

 

Eerst was er een complex in de Watergraafsmeer dat weg moest... (dat was vlak na WO I)
Voor de verdreven huurders van het voormalig gemeentelijke volkstuinencomplex III in de Watergraafsmeer werd in diezelfde polder een nieuw terrein gevonden waar degenen die dit wensten, hun tuinieren zouden kunnen voortzetten. Dit was het terrein van de voormalige hofstede Klein Dantzig aan de Ringdijk ten zuldwesten van de Willem Beukelsstraat. Het was voor het eerst dat de Bond een terrein huurde waarop tot dusver geen volkstuinen waren geweest en dat dus geheel kon worden ingericht volgens hun denkbeelden omtrent de meest doelmatige aanleg van een tuingroep.


De hofstede Klein Dantzig was vrij oud, maar de naam was veel jonger. In enkele verkoopakten uit de achttiende en het begin van de negentiende eeuw luidde de omschrijving van het complex telkens een warmoezierderij met huismanswoning en vier morgen land.
Op 2 maart 1844 kwam deze warmoezierderij c.a. in publieke veiling, ten overstaan van notaris Jac. Phil. van Medenbach Wakker, burgemeester van Watergraafsmeer en Diemen, en werd gekocht door Cornelis Proot, houder van een huis met tuin tot openbare ontspanning in Watergraafsmeer. Deze was tevens eigenaar van de hofstede Dantzig, die aan de oostzijde belendend was aan de gekochte warmoezierderij en, volgens de omschrijving in een latere akte, aan de Ringdijk ten westen van het tolhek.
Na de dood van Proot brachten de erfgenamen de onroerende goederen van de overledene op 26 augustus 1850 in publieke veiling, ten overstaan van notaris Gerh. Leefkens. De hofstede Dantzig met wei- en hooiland en de warmoezierderij met huismanswoning, groenteloods en verdere getimmerten, belend ten oosten van de boerenhofstede Dantzig en strekkende van de Ringdijk tot aan het land van de hofstede Dantzig, werden beide gekocht door Jan Jacob Beerekamp. Deze heeft vele bezittingen In de Watergraafsmeer gehad, o.a. ook de hofstede De Vergulde Eenhoorn, eveneens aan de Ringdijk gelegen. En hij is degene die de naam Klein Dantzig aan de warmoezierderij moet hebben gegeven, want na zijn overlijden blijkt de hofstede zo te heten.
Na de dood van de weduwe van Beerenkamp, Susanne Maria Catherina Schottelink, kwamen alle goederen die de overledene in de Watergraafsmeer in eigendom had gehad, op 5 mei 1879 in publieke veiling ten overstaan van notaris Gijsb. Ruys. De hofstede Klein Dantzig, groot 5.84.18 ha werd gekocht door Rijk Lieverst te Diemen. Deze werd echter geen eigenaar van de hofstede Dantzig.


Op 1 maart 1892 verkocht Lieverst de hofstede Klein Dantzig en enkele stukken weiland, samen groot 9.72.30 ha. aan het genootschap Natura Artis Magistra. Dit genootschap gebruikte de grond van de gekochte boerderij voor de teelt van grasgewas, voederbieten, wortelen en boerenkool voor de voeding van zijn dieren. Tengevolge van de gesteldheid van de bodem was het daar geteelde gras was zeer geschikt om als voedingsmiddel voor herbivoren te dienen.
Het bezit van Klein Dantzig was voor Artis dus wel van enige betekenis en het zullen waarschijnlijk wel redenen van financiële aard geweest zijn, die het bestuur van het genootschap in 1918 bewogen hebben het complex aan de gemeente Amsterdam te koop aan te bieden. Volgens Raadsbesluit van 12 februari 1919 kocht de gemeente voor een som van ƒ 120.000 de toen nog buiten haar grens liggende boerenhofstede met alle bijbehorende terreinen, samen groot 9.73.35 ha. Voorlopig bleef Artis de grond gebruiken en een van zijn werklieden bleef het huis van Klein Dantzig bewonen. Dit huis werd in 1925 wegens bouwvalligheid gesloopt.

 

Van de grond van Klein Dantzig werd volgens het reeds genoemde Raadsbesluit van 10 februari 1921 een stuk van 5.19. ha aan de Bond verhuurd, tegen een prijs van ƒ 250 per ha, gelijk aan die welke tot dusver voor die grond was betaald. Vanaf januari kreeg de Bond de beschikking over het terrein en kon met de inrichting ervan worden begonnen.
Zonder moeilijkheden ging dit niet. Een stuk grond van ca.1000 vierkante meter kon in 1921 nog niet worden gebruikt, doordat dit deel van het terrein vol stenen bleek te zitten. Voor dit stuk heeft de Bond de huur terugbetaald gekregen, 2½ cent per m2. In maart was er een klacht over gebrekkige afwatering, die verbeterd zou moeten worden door wegruiming van een dam . Dit is gebeurd, nadat er even een kwestie was geveest, wie daarvoor moest zorgen, Publieke Werken of Rentegevende Eigendommen. Bij de aanvaarding van de huur van Klein Dantzig, moest verder rekening worden gehouden met een eeuwenoud recht van overgang over de grond van de hofstede naar achtergelegen terreinen, welk recht door alle elkaar opvolgende eigenaars en gebruikers van de boerderij geëerbiedigd had moeten worden. Ook bij de inrichting van het volkstuinenconplex moest derhalve een bestaand pad van 2 m½ breedte in stand blijven.


In februari 1921 begon de verhuring van de verkavelde grond van de nieuwe tuingroep, waartoe het bondsbestuur zitting hield in het gebouw St. Bonifacius in de 2e Oosterparkstraat. Er was ook al onmiddellijk een bestuur, waarschijnlijk identiek aan het bestaande bestuur van het vroegere gemeentelijke tuincomplex III; secretaris was K.P.Grin.Volgens een schrijven van de Bond aan het gemeentebestuur stroomden de leden toe voor een tuin op Klein Dantzig, zodat er al spoedig behoefte ontstond aan uitbreiding, en de kans daartoe was aanwezig.

Van de grond van Klein Dantzig was ook een gedeelte verhuurd aan de Amsterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding, die voornemens was dit terrein te gebruiken voor sportvelden. Voor dit doel bleek de grond echter ongeschikt te zijn, zodat het raadzaam bleek het huurcontract te annuleren en de terreinen kwamen voor een ander doel beschikbaar. Deze grond, met een oppervlakte van 2.51.60 ha., is gebruikt voor uitbreiding van de tuingroep. Reeds op 1 november 1921 kon de Bond er over beschikken.
De goedkeuring van deze verhuring geschiedde bij Raadsbesluit van 6 september 1922, hetwelk van enige betekenis is geworden voor de verhouding van de gemeente tot de volkstuinders. Bij de bond leefde toen, zoals al meermalen is gezegd, de gedachte de volkstuinen een blijvende plaats te geven in de nieuwe stadsgedeelten en juist Klein Dantzig leek door zijn ligging zeer geschikt te zijn om voor het eerst dit ideaal te verwezenlijken. Daarbij kwam nog, dat de Bond grote uitgaven, geschat op ƒ 10.000 zou hebben te doen om het terrein in te richten voor het gestelde doel. Die uitgaven zouden alleen verantwoord zijn, indien de Bond zou kunnen rekenen op een enigszins lange termijn van afschrijving.
Over deze zaken vond op 19 augustus 1921 een bespreking plaats tussen het bondsbestuur, wethouder Ter Haar, die kort.daarvoor het beheer over de Publieke Werken op zich had genomen, en de Direkteur van die Dienst. In dit gesprek kreeg het bondsbestuur de van het terrein van verzekering, dat voor spoedige verdrijving van Klein Dantzig geen vrees behoefde te bestaan. Over permanente vestiging van volkstuinen is waarschijnlijk wel gesproken, maar of er toezeggingen zijn gedaan in die richting is niet neer te achterhalen (Er is na de grote gebiedsuitbreiding van 1921 een voorlopig ontwerp geweest voor een z.g.Groot Amsterdam, dat echter niet voldeed en ten slotte is vervangen door het grote uitbreidingsplan van 1935.)


Hoe dit ook zij, het Raadsbesluit van 6 september 1922 hield in de verhuring van alle op Klein Dantzig voor volkstuinen bestemde terreinen, tesamen ca. 7 ha. groot, voor de tijd van vijf jaar, de termijn die door de Dienst P.V. was voorgesteld. De gemeente bleef het recht behouden de huur tussentijds op te zeggen, indien onvoorziene omstandigheden dit gewenst zouden maken. Wegens het voor de Bond daaruit voortvloeiende risiko bevatte het Raadsbesluit de bepaling, dat de gemeente na afloop van ieder huurjaar telkens een door B. en W. te bepalen deel van de huursom, echter niet meer dan één vijfde, aan de Bond zou restitueren. De huur bedroeg ƒ1.737 per jaar, overeenkomende met ƒ 250 per ha. De clausule betreffende de restitutie van een vijfde deel van de huursom is sindsdien in volgende overeenkomsten over de huur van de grond voor volkstuinen blijven staan.
De huur die door de gemeente werd ontvangen, bedroeg eigenlijk dus slechts ƒ 200 per ha. per jaar, welk bedrag volgens de Inspecteur der Rentegevende Eigendommen toch nog hoger was dan de huursomdie voor grasland zou worden verkregen. De Bond had enige waarborg dat de aan Klein Dantzig bestede gelden op verantwoorde wijze werden uitgegeven. Kosten werden b.v.gemaakt voor het besintelen van paden (tot begin jaren '60 werd geen grind gebruikt, maar sintels, verbrandingsrest van steenkool), de bouw van een kantoortje en een muziektent, de aanleg van een waterleiding, het planten van ligusterhagen en dergelijke zaken die bij de inrichting van nieuwe tuingroepen steeds weer terugkeren.
Toen Klein Dantzig vijf jaar bestond, konden bestuur en leden met voldoening op de achterliggende periode terugzien. Er werd besloten ter herinnering aan het eerste lustrum een monument te plaatsen in een plantsoentje, dat was aangelegd op de plaats waar de afgebroken woning van de voormalige boerderij had gestaan.
Wethouder Ter Haar werd uitgenodigd op zaterdag 12 juni 1926 het monument te komen onthullen, maar deze was door uitstedigheid verhinderd.


De toezegging van 1921, dat Klein Dantzig lange tijd zou kunnen blijven bestaan, is in vervulling gegaan. Eerst in de tijd na de Tweede Wereldoorlog moest het gedeelte van de tuingroep tussen Ringdijk en de toen aangelegde Kamerlingh Onneslaan plaats maken voor woningen, maar een deel van de tuinen is nog steeds aanwezig.
De volkstuinders zijn niet de enige gebruikers van de grond van de voormalige warmoezierderij. In 1921 werd eveneens een stuk van deze grond verhuurd aan de Amsterdamsche Vereeniging voor Schoolwerktuinen voor de aanleg van schooltuintjes. Dit stuk lag tussen de toen aangelegde volkstuinen en de Molentocht, die ongeveer evenwijdig loopt aan de tegenwoordige Hugo de Vrieslaan.
In 1921 was er verder nog sprake van verhuur van een gedeelte van de grond aan de vereniging Ons Huis, die ook een deel van de huursom terugbetaald kreeg wegens de vele stenen In de bodem. Verdere berichten daarover ontbreken.
Van Klein Dantzig was na al deze verhuringen nog een stuk van 80 are over, dat in gebruik bleef bij Artis voor de winning van gras.

 

De Dienst de Publieke Werken is bereid gevonden aan de bibliothecaris van deze dienst, Dr.L.Jansen, opdracht te geven tot het samenstellen van een geschiedkundig overzicht van de oorsprong en ontwikkeling van het volkstuinwezen.

 

Naar een stukje geschreven bij het 75-bestaan van Klein Dantzig in 1995 door de voorzitter van de Bond van Volkstuinders,
W. Ch. Hersbach

 

^

 

 

 

© Klein Dantzig & webdesign Janet Witte

Volkstuinencomplex Klein Dantzig | Kamerlingh Onneslaan 19 | 1097 DE Amsterdam